De overdracht van aandelen in een B.V. kan door middel van een aanbiedingsregeling in de statuten worden beperkt.

Een aanbiedingsregeling verplicht een aandeelhouder zijn aandelen aan te bieden aan de mede-aandeelhouder(s). De aanbiedingsverplichting kan ontstaan vanwege diverse situaties die opgenomen zijn in de statuten. Gebruikelijk is dat de aanbiedingsplicht ontstaat bij een voornemen om aandelen te verkopen. Ook bij overlijden, faillissement en ondercuratelestelling van de aandeelhouder kan de aanbiedingsplicht ontstaan. Als de aandeelhouder een rechtspersoon is, ontstaat de aanbiedingsplicht veelal ook bij de ontbinding, fusie en splitsing van deze rechtspersoon.

Een andere situatie die veelal in statuten wordt opgenomen als grond voor het ontstaan van een aanbiedingsverplichting, is de wijziging in de zeggenschap over de rechtspersoon-aandeelhouder (“change of control”).

In statuten is vaak terug te lezen dat de aanbiedingsplicht ontstaat indien de zeggenschap over een rechtspersoon-aandeelhouder die directe of indirecte zeggenschap in de zin van het SER-Besluit Fusiegedragsregels (2000 of 2015) in de B.V. heeft, door anderen wordt verkregen. In het SER-Besluit Fusiegedragsregels (2000 of 2015) wordt onder zeggenschap verstaan: een belang van meer dan 50% in de B.V. Dit komt er kortweg op neer dat er voor directe of indirecte zeggenschap in de B.V. sprake dient te zijn van een meerderheidsaandeelhouder. Wanneer een aandeelhouder 50% of minder van de aandelen in bezit heeft, kan er dus niet gesproken worden over directe of indirecte zeggenschap.

Onlangs heeft de Rechtbank Midden-Nederland een zaak beoordeeld waarin twee aandeelhouders (X B.V. en Y B.V.) een 50% belang hebben in A B.V. In de statuten van A B.V. is de aanbiedingsverplichting bij de wijziging van zeggenschap opgenomen in geval van een “change of control” in de zin van het SER-Besluit Fusiegedragsregels 2000.

Alle aandelen in Y B.V. zijn overgedragen aan een derde partij, waardoor de zeggenschap in de rechtspersoon-aandeelhouder wijzigt. In de zaak werd de vraag behandeld of Y B.V. een aanbiedingsplicht had van haar aandelen in A B.V. Omdat Y B.V. een belang heeft van (slechts) 50% in A B.V., voldoet dit belang niet aan de zeggenschap zoals bepaald in het SER-besluit Fusiegedragsregels 2000.

Bij een beperkte interpretatie van de statuten, overeenkomstig de letterlijke tekst, heeft Y B.V. geen directe of indirecte zeggenschap in A B.V. en geldt er geen aanbiedingsverplichting. De rechter beoordeelt de statuten echter conform de Haviltex-norm. Dat houdt in dat de statuten beoordeeld worden op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepaling mochten toekennen en hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Uit e-mailverkeer tussen X B.V. en Y B.V. blijkt onder meer dat X B.V. heeft aangegeven dat het voor haar van belang is dat de aanbiedingsverplichting geldt als Y B.V. wordt verkocht. Ook een e-mail van een notarieel medewerker, waarin wordt gesteld dat de aanbiedingsplicht geldt als een ander zeggenschap in Y B.V. verkrijgt, is voor de rechter een grond om te bepalen dat de aanbiedingsplicht in de huidige omstandigheden van toepassing is.

Door de uitspraak van de rechter is Y B.V. verplicht om de aandelen in A B.V. aan te bieden aan X B.V. De aanbiedingsverplichting geldt, ondanks dat Y B.V. geen directe of indirecte zeggenschap in A B.V. heeft en de statuten van A B.V. daardoor geen aanbiedingsverplichting voorschrijven.

Om discussie te voorkomen ten aanzien van de inhoud van een “change of control” bepaling, zijn aanvullingen op het SER-Besluit Fusiegedragsregels dus vaak wenselijk.

Om uitlegproblemen van statuten (zoals in de omschreven casus) te voorkomen, is het advies om nadrukkelijk in de statuten en/of in een aandeelhoudersovereenkomst op te nemen dat er een aanbiedingsverplichting ontstaat, mogelijk aanvullend op het SER-Besluit Fusiegedragsregels (2000 of 2015), in het geval er zich een wijziging voordoet ten aanzien van een meerderheidsbelang op het niveau van de aandeelhouder-rechtspersoon. Daarbij kan ook worden nagedacht over een wijziging binnen het bestuur van een aandeelhouder-rechtspersoon.