Advies Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht (GCV)
Het eerste voorontwerp van de Wet modernisering personenvennootschappen dateert inmiddels al zo een 4 jaar terug. Na de eerste wijzigingen in 2019 vond afgelopen november een tweede ronde wijzigingen plaats als gevolg van een internetconsultatie. Voor meer informatie hierover verwijs ik u graag naar onze blog van 14 november 2022.

De lijn zette zich op 9 februari voort met een advies over het tweede voorontwerp door de Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht (‘GCV’). De GCV is gevormd uit leden van de Nederlandse Orde van Advocaten en leden van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie.

Vooruitgang
De GCV begint de inhoud van haar advies op positieve voet: ‘De GCV is verheugd te zien dat met het Voorontwerp, onder meer aangepast naar aanleiding van de reacties die zijn ontvangen tijdens de consultatieronde met betrekking tot het eerste voorontwerp, wederom een goede slag is gemaakt. Het toevoegen van de regeling omtrent omzetting, de voorgestelde invoeringswetgeving en de fiscale bepalingen, maken dat thans een regeling voorligt die uitzicht biedt op een spoedige invoering.’ Zij vervolgt met een aantal op- en aanmerkingen.

De stille versus openbare personenvennootschap
Een grote verandering die de Wet modernisering personenvennootschappen met zich mee brengt is de mogelijkheid tot rechtspersoonlijkheid. Hierbij is de hoofdregel dat een stille personenvennootschap geen rechtspersoonlijkheid heeft, een openbare wel.

 

 

De GCV attendeert de wetgever er op dat er in de praktijk verwarring kan ontstaan over de vraag wanneer er sprake is van welke entiteit en wanneer er een eventuele omslag van stil naar openbaar kan plaatsvinden. Als mogelijke oplossing stelt zij voor dat dit onderscheid wordt gemaakt aan de hand van het handelsregister. Een ingeschreven personenvennootschap is openbaar, een niet-ingeschreven vennootschap is stil.

Ter aanvulling hierop snijdt de Commissie het onderwerp aan van de niet-ingeschreven personenvennootschappen met rechtspersoonlijkheid. Deze rechtsvorm kan zich voordoen in de periodes waarin de inschrijving nog niet heeft plaatsgevonden, vennoten het vergeten of dat bewust niet doen. De Commissie spreekt uit dat zij deze gevallen niet als aanleiding ziet tot het opnemen van een beperkte rechtsbevoegdheidsregeling.

Een laatste punt ten aanzien van de stille en openbare vennootschap gaat over de benaming van de entiteiten in de wet. De GCV adviseert de term ‘niet-openbare’ in plaats van ‘stille’ personenvennootschappen te gebruiken. Argument hiervoor zit onder andere in het feit dat de stille maatschap na invoering van de wet niet meer kan bestaan. Ook raadt de Commissie aan om in de wet op te nemen dat de rechtspersoonlijkheid van de vennootschap duidelijk moet blijken uit de bedrijfsnaam. Dit kan in de vorm van een toevoeging van ‘O.P.’ (openbare personenvennootschap) of ‘C.V.’ (commanditaire vennootschap), zoals ook plaatsvindt bij de ‘B.V.’ (besloten vennootschap) of ‘N.V.’ (naamloze vennootschap).

Invoering van de wetgeving
De GCV spreekt verder haar begrip uit voor de keuze de regelgeving voor o.a. fusie en splitsing later in te vullen. Wel zet de Commissie hierbij de kanttekening dat zij hoopt dat die regelgeving niet vergeten zal worden, maar ook op voortvarende wijze tot stand zal komen. Ten slotte ‘juicht de GCV het toe’ dat in het tweede voorontwerp een omzettingsregeling is opgenomen, alhoewel deze regeling volgens haar zeker nog aandacht verdient. Voor de artikelsgewijze opmerkingen verwijs ik u naar het volledige advies van de Commissie.