Onlangs is er een opmerkelijke uitspraak geweest met betrekking tot het verlangen van een enig certificaathouder richting een betreffend stichting administratiekantoor (“STAK”) om tot decertificering van aandelen over te gaan.

Onlangs is er een uitspraak (Rb. Limburg 24 juli 2019, nr C/03/265753 / KG ZA 19-279 (RBLIM:2019:6873)) geweest met betrekking tot het verlangen van een enig certificaathouder richting een betreffend stichting administratiekantoor (“STAK”) om tot decertificering van aandelen over te gaan. X heeft door vererving de certificaten van aandelen van haar man verkregen en is daarmee houder van alle certificaten van aandelen in een BV. X heeft het bestuur van de STAK verzocht om over te gaan tot decertificering van alle aandelen. Echter, het bestuur van de STAK heeft het verzoek afgewezen.

In de administratievoorwaarden van de STAK is opgenomen dat certificaathouders geen decertificering van de aandelen kunnen verlangen, tenzij alle certificaten van aandelen worden gehouden door één persoon. Om deze reden is X van mening dat het bestuur van de STAK zich primair dient te richten naar haar belangen als enig certificaathouder. Zij stelt dat haar verlangen tot decertificering een dwingend karakter heeft en dat dat dus moet worden gevolgd door het bestuur van de STAK.

Kortgeding procedure

X is een kortgeding procedure gestart bij de Rechtbank Limburg. De voorzieningen rechter heeft bepaald dat indien de administratievoorwaarden een verplichting bevatten om over te gaan tot decertificering, dit niet zondermeer betekent dat de STAK dit ook daadwerkelijk verplicht moet uitvoeren. Het bestuur van de STAK kent namelijk een zekere beoordelingsvrijheid en dient zich ook te richten naar eigen belang. Het belang van de STAK wordt vaak kenbaar gemaakt in de statuten. Wanneer objectief valt vast te stellen dat de STAK is opgericht met het oog op de belangen van andere betrokkenen dan de certificaathouder, dan mag het bestuur van de STAK niet zonder meer overgaan tot decertificering indien de belangen van andere betrokkenen hierbij wordt geschaad. In deze zaak was het belang van de STAK onvoldoende kenbaar. Partijen waren in overeenstemming over het feit dat het doel van de certificering was om de continuïteit van de onderneming in een onderliggende B.V. te garanderen. Partijen werden het echter niet eens over wat een bedreiging voor deze continuïteit is. De voorzieningenrechter oordeelde in deze zaak dat het niet objectief en eenduidig valt vast te stellen wat het uiteindelijke doel van de STAK is. Dit heeft tot gevolg dat het bestuur van de STAK niet zonder meer mag overgaan tot decertificering. De kort geding procedure kan in deze zaak geen uitkomst bieden nu het doel van de STAK niet in zo’n korte periode kan worden vastgesteld, waardoor de vordering van X werd afgewezen.

Opmerkelijk 

Opmerkelijk aan deze uitspraak is dat de Rechtbank geen dwingend karakter toekent aan een verplichting die is opgenomen in de administratievoorwaarden. Een verplichting in de administratievoorwaarden is niet zondermeer afdwingbaar. Het bestuur van de STAK komt een zekere beoordelingsvrijheid toe wanneer het gaat om het uitvoeren van een dergelijke verplichting.