Een onderneming die haar werknemers wil stimuleren en belonen door hen te laten participeren, kan dat op vele manieren doen. Veel voorkomende vormen van participatie zijn de uitgifte van (stemrechtloze) aandelen en de uitgifte van certificaten van aandelen. Daarnaast kent men nog de optie tot de uitgifte van winstbewijzen. De uitgifte van winstbewijzen is een interessant instrument waar in de praktijk weinig gebruik van wordt gemaakt.

Introductie
Een wettelijke definitie van een winstbewijs ontbreekt in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW), terwijl de term wel gebruikt wordt.

Een winstbewijs is een overeenkomst tussen de vennootschap en de houder van het winstbewijs, op basis waarvan de houder recht heeft op uitkering van een deel van de vennootschappelijke winst en/of het liquidatiesaldo.

Het is een overeenkomst die vormvrij kan worden aangegaan (en hoeft dus niet als een tastbaar bewijsstuk uitgegeven te worden, alhoewel de naam anders zou kunnen doen vermoeden).

De rechten en verplichtingen van de vennootschap en de winstbewijshouder kunnen op twee plekken worden vastgelegd: in de statuten en/of in een separate winstbewijsovereenkomst.

In de literatuur wordt echter veelal aangenomen dat de uitgifte van winstbewijzen een statutaire grondslag behoeft. Daarbij wordt verwezen naar de artikelen 2:105 en 2:216 BW, waaruit blijkt dat de winst ten goede komt aan de aandeelhouders indien er in de statuten niets geregeld is. Meer informatie over dit onderwerp vindt u in onze eerdere blog.

Winstbewijzen in de praktijk

uitgifte
Zoals eerder beschreven ontstaat een winstbewijs door het aangaan van een overeenkomst tussen de vennootschap en de houder van het winstbewijs. In de literatuur wordt betoogd dat een uitgiftebesluit vereist is voordat de winstbewijsovereenkomst kan worden gesloten. In de statuten kunnen nadere voorwaarden worden gesteld of kan voorafgaande goedkeuring worden geëist voor het nemen van het uitgiftebesluit.

overdraagbaarheid
Voor de overdracht van winstbewijzen gelden in principe de regels van contractsoverneming (artikel 6:159 BW), te weten een akte tussen de winstbewijshouder en de verkrijger ervan, en medewerking van de vennootschap.
In de statuten en/of winstbewijsovereenkomst is het verstandig om aanvullende regels op te nemen met betrekking tot de overdraagbaarheid. Er kan een aanbiedings- of goedkeuringsregeling van toepassing zijn, eventueel gelijk aan de regeling geldend voor aandelen in de betreffende vennootschap.

verpanding
Als de overdraagbaarheid van de vorderingen voorvloeiend uit de winstbewijsovereenkomst niet is uitgesloten, zijn de winstbewijzen ook vatbaar voor verpanding. In de statuten en/of de winstbewijsovereenkomst is het raadzaam een regeling op te nemen met betrekking tot de uitwinning van het pandrecht en de beëindiging van het pandrecht.

beëindiging
Het winstbewijs is een onbenoemde overeenkomst. Ten aanzien van het tenietgaan ervan gelden dus de algemene regels van het vermogensrecht. In de statuten of in de winstbewijsovereenkomst kan nader worden geregeld wanneer en onder welke voorwaarden een winstbewijs ophoudt te bestaan. Indien bij één winstbewijsovereenkomst meerdere
winstbewijzen zijn uitgegeven, zal deze overeenkomst partieel blijven bestaan indien slechts enkele en niet alle winstbewijzen waarop de overeenkomst betrekking heeft ophouden te bestaan.

Conclusie
Een winstbewijs is heel flexibel en kan worden ingezet om op een alternatieve manier winstrechten toe te kennen aan een werkemer.

Om winstbewijzen te kunnen uitgeven, is het in ieder geval raadzaam een minimale bepaling in de statuten op te nemen. Voorts bestaat veel vrijheid om winstbewijzen nader in te richten.

Heeft u vragen over dit onderwerp of wilt u meer informatie? Neem dan contact met ons op!